Nederlandse Kostuumvereniging

Het kledingstuk van Sjaan van Kekeren-Brouwer

"In 1967”, vertelt Sjaan van Kekeren, “verhuisden we naar Noordwijk. Tot het begin van de 19de eeuw leefden de inwoners daar voornamelijk van de visserij. Hun dracht, de Rijnlandse dracht, lijkt veel op die van omringende plaatsen zoals Katwijk en Zandvoort. Maar iedere plaats heeft andere details.


Dat zit in de manier waarop de mopmuts (hul) wordt opgezet, in de belijning, de versiering, en in de kleur van de jakken. Zelfs tussen Noordwijk aan Zee en Noordwijk Binnen zijn er verschillen. Toen wij in Noordwijk kwamen wonen bestond er vanuit het museum Noordwijk, dat een aantal stijlkamers uit de periode rond 1920 omvat, een klederdrachtgroep. Enthousiast geraakt door een optreden van dat gezelschap, sloten ikzelf, mijn dochter en later ook mijn man Eli ons daarbij aan. Na een paar jaar kregen we de leiding over een nieuw te vormen groep. Je kunt wel zeggen dat vanaf dat moment ons bed zowat in de museumbedstee lag. Met behulp van veel giften, subsidies, Rad van Avontuur en betaalde optredens wisten we de kwaliteit van de kleding te verhogen en droeg onze groep goed nagemaakte kleding in de Noordwijkse belijning, aangevuld met gekloste kanten mutsen en sieraden. Voor die sieraden (denk aan zilveren en gouden hoofdijzers, mutsspelden en zijnaalden, granaten- of bloedkoralen kettingen, doek- en hoedenspelden, maar ook aan accessoires als tassen, mandjes, en schoenen) reisden we stad en land af.

Klederdrachtdagen

We raakten zachtjes aan bekend en traden op tijdens klederdrachtdagen in steden als Schagen, Goes, Apeldoorn, Urk, Rijssen, Oldebroek en veel andere plaatsen in Noord- en Zuid-Holland. Op bijgaande foto zijn mijn man en ik te zien. We zijn een katholiek herenboerechtpaar in zondagse- en feestdracht (de kleur paars is in onze klederdracht dus geen rouwdracht!). Ik draag de lange Rijnlandse kap met een gouden kapstel. Verder heb ik een gouden ferronnière (bles) (ten teken dat ik katholiek ben) op mijn voorhoofd, en draag ik een vier rij-ig granaten ketting met slot en zijstukjes. Een broche en hangend horloge met kruisketting completeren het geheel. De lange kap is van Rijsselse kant, geklost en geborduurd in de plumeti techniek, met daarop een kapothoedje. Verder draag ik een schoudermantel, een karbies en een zilveren beugeltas met inhoud. Niet te zien is de antieke onderkleding, zwarte kousen met kousenband en rijglaarsjes.

Coördinator in Noordwijks Museum

In 2009 werd mijn man ziek en in 2015 is hij helaas overleden. Een moeilijke en zware tijd volgde, maar het werk als vrijwilligster in het Noordwijks Museum haalde mij er enigszins doorheen. Ik ben daar al 27 jaar coördinator textiel, accessoires en sieraden. Daarnaast leid ik een werkgroep die de collectie kleding restaureert, wast, strijkt, beschrijft en fotografeert. Ik maak elk jaar een tentoonstelling en ben ook nog zijdelings bij de klederdrachtgroep betrokken.

Een jaar na het overlijden van mijn man ontmoette ik op een vakantie Peter, een weduwnaar. Na een week sloeg de vonk over. Ook Peter bleek dol op klederdracht te zijn. Op zijn foto’s kwam hij mijn man en mij tegen tijdens ons klederdrachtoptreden in Schagen. Wat was de verrassing groot dat onze blikken elkaar zes jaar eerder hadden gekruist, niet wetend dat wij jaren later nog een gelukkige relatie zouden krijgen! Wat mij betreft gaat deze aflevering van Een kledingstuk van dan ook niet over mijn favoriete kledingstuk, maar over het vele moois dat het bezig zijn met streekdracht mij in het leven heeft gebracht.”

Tekst: Alice Boots