Het kledingstuk van Martin Blom
Ik was ongeveer vijftien jaar toen ik begon met het verzamelen van uniformen uit de Tweede Wereldoorlog. De interesse hiervoor is waarschijnlijk ontstaan door de helmen die mijn vader als souvenir aan de oorlog had overgehouden.
Toen ik ouder werd verlegde mijn interesse zich naar Schotse uniformen van ca. 1800 tot 1950 en daarbinnen in weer naar de Napoleontische of Regency-periode (1794-1815). De uniformen uit deze periode met opvallende kleuren en natuurlijk de kilt spraken me meer aan dan de gedekte uit de Tweede Wereldoorlog. De vergeten oorlog van 1799 in Noord-Holland (Slag bij Castricum, red.) en de slag bij Waterloo in 1815 hebben mijn speciale belangstelling. Inmiddels ben ik re-enacter, wat bekent dat ik die kleding en uitrusting draag bij evenementen of andere gelegenheden, waarbij een historische gebeurtenis zo precies mogelijk wordt nagespeeld. Het gaat dan uiteraard om replica’s. In het begin had ik voor het maken van de kleding hulp nodig, maar intussen ben ik zo ver gevorderd dat ik die kleding zelf kan vervaardigen.
De jas van Luitenant Bramwell
Dat brengt mij bij een mijn favoriete kledingstukken, een officiersjas van het 92nd regiment of Foot, the Gordon Highlanders. Een regiment in het Britse leger dat in 1799, 1809 en 1815 op Nederlandse bodem tegen Frankrijk vocht. Van dit regiment zijn enkele jassen bewaard gebleven, waaronder die van Luitenant Bramwell. Bramwell is gewond geraakt in de Slag bij Waterloo en heeft zijn jas bewaard. Deze jas (coatee in het Engels) is later in het bezit gekomen van het National Army Museum in London en ik heb het voorrecht gehad hem van heel dichtbij te kunnen bekijken. Zo zag ik dat de kraag gevoerd was met zwart fluweel, iets wat anders onopgemerkt was gebleven.
Als luitenant moest Bramwell waarschijnlijk geld meebrengen om dienst te nemen, de kosten van het uniform en levensonderhoud waren vaak hoger dan het salaris. Als Britse officier moest hij dus zelf zijn uniform laten maken. De stof is van een pracht kwaliteit wol, zogenaamde superfine. Maar de kleermaker heeft geprobeerd te bezuinigen op de binnenkant. De jas is namelijk gevoerd met wat ze toen shalloon (dicht gewoven wol, gebruikt voor voering, red.) noemden, bij Bramwell is de kwaliteit minder dan wat er normaal wordt aangetroffen. De binnenkant van de slippen is gevoerd met fijne witte wol (kasjmier), maar bestaat uit meerdere stukken, dus kennelijk zijn er knipresten verwerkt.
Officer’s coatee, gedragen door Luitenant John Bramwell, 1815. Coll. en foto National Army Museum, LondenIk vond die jas zo mooi ik besloot hem na te gaan maken. Als basis heb ik het patroon gebruikt van een driekwart jas die me als gegoten zit en die ik ook gewoon draag.
Een van de dingen waar ik nog niet helemaal uit ben is de inzet van de mouw. In die tijd werden de rugpanden relatief smal gelaten en de mouw (strak) werd halverwege het schouderblad ingezet: hierdoor ontstaan ronde schouders. Later is het rugpand verbreed en worden de schouders hoekiger. Mijn jas zit er een beetje tussen in. Zo zijn meer details anders. Ik heb bijvoorbeeld de voering (wol-zijde mengsel) ook in de slippen doorgetrokken. Het kasjmier zit alleen aan de buitenkant. Dit soort afwijkingen bestond destijds ook, “uniform” was een ruim begrip. In correspondentie (spaarzaam te vinden in boeken over die tijd) zijn hier mooie voorbeelden van te vinden. Zo schrijft een officier die vanuit Engeland bij zijn regiment in Portugal aankomt dat zijn jas erg op die van zijn collega’s lijkt. Een andere officier schrijft zijn moeder dat zij voor zijn jongere broer die ook bij het regiment komt een jas moet maken die lijkt op de jas die bij een bepaalde kleermaker in de etalage staat.
Ik ben bezig met een geïllustreerde beschrijving van het uniform van de Gordon Highlanders door de eeuwen heen. Als je de jas eens in actie wilt zien: de volgende evenementen zijn op 11 en 12 mei in Almelo (een Napoleontisch evenement zoals het rond 1810 gebeurd zou kunnen zijn) en op 24 en 25 augustus in Veere (daar wordt de Britse landing op Walcheren in 1809 nagespeeld).
Tekst: Martin Blom i.s.m. Alice Boots