Nederlandse Kostuumvereniging

Het kledingstuk van hoedenontwerpster Jackie Habets

‘Vanmiddag leverde ik nog twee herenhoeden af’, vertelt hoedenmaakster Jackie Habets als ik haar ’s avonds spreek, ‘want daar is momenteel heel veel belangstelling voor. Het zijn tegenwoordig steeds meer jonge mannen die een hoed dragen. Musici bijvoorbeeld, maar ook zakenmensen.


Als je in de geschiedenis duikt, zie je dat mannen altijd al veel hoeden droegen. Vergelijk de Staalmeesters van Rembrandt maar eens met de regentessen van het Oude Mannenhuis van Frans Hals. Die vrouwen hebben zoals altijd een kapje op, weliswaar van kostbaar kant, maar geen hoed.’

Jackie is sinds 1995 gevestigd als zelfstandig hoedenontwerpster, een vak/ambacht waarin ze zich na de Lerarenopleiding Textiele Werkvormen (afgerond in 1989) bekwaamde door naast de Academie de Couture ook lessen te volgen bij Marianne Jongkind, de ‘nestor van het hoedenvak’. Deze werkte voor een oudere generatie couturiers als Frank Govers, Edgar Vos en Frans Molenaar, en nu voor Mart Visser.

‘In die tijd (de jaren tachtig, red.) was Beatrix nog koningin. Zij droeg altijd grote hoeden en het feit dat vrouwen op Prinsjesdag “verplicht” werden om een hoed te dragen maakte het dragen van hoeden populair. We hebben dat gegeven aangegrepen en met een aantal ontwerpers shows en exposities in binnen- en buitenland georganiseerd om de hoed te promoten. Dat liep geweldig. Daarna is de interesse voor hoeden een tijdje minder geweest, maar tegenwoordig zie je die belangstelling weer toenemen. Ik verwacht dat we een tijd tegemoet gaan waarin de hoeden groter worden, met grotere randen. De economie trekt aan en het dragen van hoeden op bijvoorbeeld bruiloften en vooral themafeesten zit weer in de lift. En toen Maxima met een rode baret verscheen, was die in de weken daarna niet aan te slepen. Zij wordt gezien als één van de trendsetters op hoedengebied.’

Naast het ontwerpen van hoeden geeft Jackie ook lezingen en workshops voor bedrijfsfeesten. ‘Dan laat ik mensen “op elkaar” een hoed maken: ze moeten met hoedengaas (sinamey) een vorm op het hoofd draperen en goed kijken wat past bij het gezicht van hun partner. Mensen gaan dan op een heel andere manier naar elkaar kijken en met elkaar praten.’

‘Met confectie heb ik niks’, bekent ze. ‘Ik houd van de ambachtelijke kant: van het maken, het experimenteren met materialen en het draperen van stoffen. Ik heb een voorkeur voor extravagante hoeden zoals Elsa Schiaparelli die maakte. Hoeden in de vorm van schoenen, niets was haar te gek. Mijn eigen verzameling omvat hoofddeksels die ook uitbundig van vorm zijn, maar daarnaast ook uitbundig versierd.’

‘De eerste hoed die ik kocht, alweer lang geleden, was tijdens een reis naar Borneo. Het was een hoed voor een krijger, prachtig geborduurd met kralen en een tooi van varkensharen. Inderdaad, ik bezit voornamelijk mannenhoeden, want ook in het Oosten en in Azië zie je dat vrouwen van oudsher wel hoofddoeken droegen, maar geen hoeden. Ik vraag mensen vaak om hoeden voor me te kopen als ze naar een bijzondere streek gaan. Zo heb ik ook een bijzonder exemplaar uit Noord-Afrika, hij is gemaakt van stro bewerkt met kralenborduursel en metaal, met een bordeauxrode sleep waarop kleine schildjes, metalen plaatjes en kralen gezet zijn. Die hoed heb gekregen van een vriend.’

‘Ik ben nu aan het piekeren hoe ik mijn verzameling ga uitstallen, want ik heb net een nieuw atelier ingericht. De hoeden komen bij voorkeur niet op een plank te staan, want ik vind het juist mooi als je ze op verschillende hoogten aan draden aan het plafond hangt. Dan zweven al die verschillende vormen en kleuren door de ruimte, prachtig.

Tekst: Alice Boots