Het kledingstuk van Hans van Emmerik
Voorzichtig laat Hans van Emmerik in zijn huis te Utrecht de ragfijne met gouddraad geborduurde stof door zijn handen glijden. Twee dames van het Centraal Museum te Utrecht kijken licht geschokt toe, maar de handen van Hans beroeren de stof met meer zorgvuldigheid dan menig medewerker van het museum zou kunnen opbrengen.
Even daarvoor heeft hij een zwarte zijden jurk voor het gezelschap uitgespreid. Op de jurk zijn met de hand glasgitten geborduurd die de stof geheel bedekken. Een jurk als van kristal, zwaar als een harnas, maar samen met het bijbehorende zwarte jasje heeft de jurk een schoonheid die zij op haar draagster overdraagt.
Hans van Emmerik, collectioneur van kleding, accessoires en stoffen, begon zijn collectie begin jaren zestig, toen in Frankrijk nazaten van de generatie van de jaren ’20 en ’30 de huizen van hun ouders ontruimden. Inboedels van landhuizen die te duur werden om te onderhouden kwamen op de veiling. Avond- en feestjurken, veelal gedragen in de roaring twenties, belandden via die veilingen op de antiekmarkt vlak bij het metrostation Porte de Clignancourt in Parijs en winkeltjes in de buurt. Zijn gevoel voor stijl, bijna een instinct, leidde Hans, als hij naar een berg met kleding keek, feilloos naar die ene jurk of die ene lap stof die de moeite waard was. Hoewel toen al niet goedkoop, waren de stukken nog betaalbaar.
Soms reisde Hans na een bezoek aan de markt in Parijs het volgend weekend alweer naar de lichtstad omdat hij, thuisgekomen van zijn bezoek, door een catalogus bladerde en zag dat hij een bijzondere stof had laten schieten. Een andere keer was het omdat hij de eigenaresse van een winkel zo ver had gekregen dat ze een exemplaar voor hem wilde bewaren, tot hij de week daarop weer geld had. Het waren tijden waar je nu, een kleine vijftig jaar later, alleen nog maar van kunt dromen, want in die dagen kon de liefhebber ook in Amsterdam, in bijvoorbeeld de Hartenstraat (een van de beroemde negen straatjes) nog de mooiste ontwerpen kopen.
Uitgebreide collectie met accent op jaren ’20 en ’30
Met zoeken, kopen, maar ook doorverkopen van minder mooie exemplaren uit zijn collectie om weer nieuwe mooiere stukken aan te kunnen schaffen, legde Hans de basis voor zijn uitgebreide collectie stoffen, jurken, avondmantels, sjaals, en andere accessoires zoals tassen en schoenen uit de periode tussen 1900 en 1950 met het accent op de jaren ’20 en ’30. Het is vooral die periode die hem aanspreekt, de tijd van Art Nouveau en Art Deco, waarin de economie op volle toeren draaide, waarin vrouwen uit de elite zich chic gekleed vertoonden op ontvangsten die gehouden werden in weelderige tuinen – om zich een paar uur later op te maken om in avondjurk naar bal of theatervoorstelling te gaan. Op zich was de lijn van de jurken in de jaren ’20 simpel, veelal niet meer dan een smal, rechthoekig silhouet. Maar juist als de vorm eenvoudig is, en de draagster toch wil opvallen, moet de ontwerper zijn toevlucht nemen tot kostbare stoffen en flamboyante decoratie. De uitdaging ligt dan in de wijze waarop een ontwerper het maximum uit dunne en soepele stoffen als velours chiffon, en (taft)zijde weet te halen. Plooien, een contrasterende stof in zomen, accenten van ton sur ton borduurwerk en glanzende pailletten moeten de illusie van luxe en exclusiviteit oproepen. Het is mede de reden waarom Hans zo’n voorkeur heeft voor die tijd: om de grandeur die de jurken uitstralen, en de creativiteit waarmee zij ontworpen zijn. En ook heden ten dage zijn het de avondjurken met pailletten, veelal in zwart, die de meeste reacties oproepen bij de presentaties die Hans zo’n tienmaal per jaar met zijn collectie houdt.
In stijl ontvangen
De presentaties vinden plaats in zijn huis in de Obrechtstraat in Utrecht, waarvan de beletage is ingericht als een waar modemuseum. Een gezelschap van een tiental personen wordt door Hans in stijl verwelkomd met een glas sparkling rosé, geserveerd op een zilveren Art Deco dienblad, waarna Hans hoogtepunten uit zijn collectie jurken, avondmantels en stalen van stoffen toont, waaronder stukken van Madeleine Vionnet, een van de beroemdste ontwerpsters uit die periode. Maar het zijn niet alleen jurken uit Parijs of van modehuizen als Hirsch, Metz en de Bonnetterie die Hans laat zien. Een dunne, haast voile-achtige witte jurk uit voormalig Nederlands-Indië met een iets langer achterpand, vast en zeker gedragen door de vrouw van een planter of van een hoge ambtenaar, roept ook veel bewondering op. Deze is ton sur ton geborduurd op witte lingeriekatoen, door – weet Hans met zekerheid te vertellen – Chinese vrouwen.
Juist op het moment dat iedereen verzadigd is van al dat moois en misschien een tikje jaloers op die schitterende collectie is geworden, opent Hans als toegift een kastdeur: daar staat een collectie prachtige schoenen die de dames bij hun creaties droegen. In elke vrouw schuilt wel een schoenenfreak en zo vergaapt het gezelschap zich aan de schoenen in Art Deco-stijl, uitgevoerd in slangenleer, of samengesteld uit kleine stukjes leer met contrasterende kleuren. Die schoenen kocht Hans eertijds met het oog op de shows die hij toen nog organiseerde. Mannequins showden dan jurken uit zijn collectie en daar hoorden uiteraard bijpassende accessoires bij zoals schoenen, sjaals en tasjes, want bij Hans moet alles tot in de perfectie uitgevoerd worden. Die shows zijn heden ten dage vervangen door een onderdeel van zijn presentatie dat bij de aanwezigen ook zeer in de smaak valt en waarvoor het gezelschap zich naar een andere ruimte moet begeven. Daar kunnen de veelal in meerderheid aanwezige dames onder het genot van heerlijke patisserie voorzichtig hoeden passen van beroemde merken als Dior en Elsa Schiaparelli en kleine vitrines bewonderen met accessoires, modeprenten, waaiers, en stalen van stoffen van onder anderen Ducharne, die door Jeanne Lanvin in haar ontwerpen verwerkt werden.
Grote collectie stofstalen
Tijden zijn veranderd. De aanvoer van kleding uit zijn favoriete periode is nu vrijwel opgedroogd en de prijzen zijn omhooggeschoten. De belangstelling van Hans gaat nu meer uit naar stoffen en de wijze waarop zij verwerkt en bewerkt worden in kleding. Hij toont het gezelschap hoe de stof de ontwerper bijna dwingt naar dat ene model dat als het ware al in de stof beklonken ligt. Inmiddels omvat zijn collectie meer dan 150 stofstalen, soms met het kaartje (in Art Deco typografie) er nog aangehecht. Hij heeft als collectioneur een naam verworven. Zo kreeg hij onlangs op verzoek van het Centraal Museum een delegatie modeconservatoren uit landen over de hele wereld op bezoek. Gevraagd naar zijn favoriete kledingstuk blijft Hans van Emmerik het antwoord schuldig. Hoe kan hij kiezen? Zijn particuliere collectie is de grootste van het land. Wat hij ook kiest, er is altijd een stuk in zijn collectie dat hij tekort doet. Elk stuk is hem dierbaar, van ieder stuk weet hij wanneer hij het kocht, waar hij het kocht, wat hij ervoor betaald heeft en hoe verheugd hij na de aanschaf ervan was. Nee, Hans van Emmerik heeft maar één favoriet: zijn complete collectie.
Tekst: Alice Boots