Het kledingstuk van Geeske Kruseman
M’n goeie ouwe wambuis! Toen ik eraan begon was het een onderzoekje, intussen is het mijn meest gedragen kledingstuk. Het leven kan raar lopen... Het origineel is uit 1567. Ja, dat is best lang geleden!
Het is van zwarte zijde, eigendom van de jonge Zweedse edelman Erik Sture, die het droeg toen hij vermoord werd; in memoriam is het in de Dom te Uppsala bewaard. In 1979 publiceerde de Engelse onderzoekster Janet Arnold na minutieuze studie het patroon ervan, met tekeningen, foto’s en uitleg, in Patterns of Fashion 3, The cut and construction of clothes for men and women c 1560–1620.
Toen ik daar eind 2000 mee aan de slag ging hield ik me al een jaar of tien bezig met onderzoek naar kleding uit de Middeleeuwen (vooral de vroege, die van Karel de Grote en de Vikingen), maar de 16de eeuw was terra incognita. Patterns of Fashion was het eerste boek waarin ik mijn eigen idee van onderzoek naar historische kleding herkende, namelijk: om zoveel mogelijk verschillende bronnen te gebruiken (zowel museumstukken als archeologische vondsten, historische teksten als iconografie, enz.); om het daaruit ontstane beeld om te zetten in reconstructies van kledingstukken; en om uit dat maakproces de vragen af te leiden voor de volgende ronde bronnenonderzoek.
Zo’n gereconstrueerd kledingstuk is soms alleen interessant en leerzaam, soms ook goed draagbaar voor levende geschiedenis en dergelijke, en een enkele keer ‘blind in de roos geschoten’. Dat eerste gele wambuisje, in de kerstweek gemaakt als curiosum, bleek zo lekker te zitten en zo goed te staan op een spijkerbroek dat ik het afgedragen heb tot de gaten erin vielen. Verder rondneuzend in de 16de eeuw leerde ik wat er historisch niet aan klopte. Het belangrijkste: een wambuis heeft per definitie mouwen; het kledingstuk dat een soortgelijke snit heeft en er soms overheen gedragen werd, de kolder, was normaliter van leer. Eind 2003 kreeg het nieuwe wambuis dus wel mouwen; ik maakte het van stevige bruine wollen keper, en warm gevoerd. Die dikke voering deed de bolling op de borst, hoog modieus voor heren in 1567, mooi uitkomen, en bleek achteraf veel historischer dan ik had gedacht. Altijd leuk… En weer was het raak: het bleek zo’n heerlijk winterjasje dat ik nog steeds geen ander heb. In 15 jaar heb ik eenmaal de stof gekeerd, twee keer de voering vervangen, en kleinere knopen erop gezet met een nieuwe knoopsgatenlijst. Nu is ‘t wel aan vervanging toe… In 2012 maakte ik er nog eentje, nu in blauwe zijde, zo chic en zo historisch dat het echt niet deugt voor alledaags modern gebruik; maar met de bijpassende pluderhosen is het een vrij spectaculair geheel.
Het ‘wambuis van Erik Sture’ was mijn eerste vroegmoderne kledingstuk, het heeft een hele nieuwe wereld voor me geopend, waar ik eindeloos veel leuks ontdek (u kunt daar in Kostuum 2014, 2015, 2016 en 2018 iets over lezen). Wat ik er zo onweerstaanbaar aan vind? Het is een omslagpunt in de geschiedenis. Ik had de middeleeuwse kleding leren kennen met zijn geometrische constructies en door de valling van de stof gedefinieerde gewaden. Ik kende 20ste-eeuwse patronen, met hun coupenaden en veel onderdelen. En hier, voor mijn ogen, in mijn handen, muteerde de ene maakwijze naar de andere: fascinerend! Ik zie me nog zitten met het proefmodel op Eriks maat, verzonken in de vraag hoe het op zíjn lichaam gezeten zou hebben, en wat te doen zodat het míj zou passen, niet alleen lekker zittend, maar ook historisch correct. Dat was, en is, de goede vraag.
Tekst: Geeske Kruseman i.s.m. Alice Boots