Jaarboek Kostuum 2013
Inhoudsopgave
-
Catharine de Jong
De betekenis van het kostuum in de portretten van Wybrand de Geest
Het onderwerp van dit artikel zijn kleding en mode in de eerste helft van de zeventiende eeuw in het werk van Wybrand de Geest, een Friese schilder van portretten.
Waar alle andere Nederlandse provincies in de zeventiende eeuw een gezamenlijke stadhouder hadden, had Friesland zijn eigen stadhouderlijk hof. De Friese stadhouder was een telg van de familie Nassau, en de huidige koninklijke familie stamt af van de Friese stadhouders. De Geest portretteerde verscheidene rijke mensen, deels behorend tot de Friese landadel, deels leden van het stadhouderlijk hof in Leeuwarden.
In eerste instantie rees de vraag of er verschillen waren in de kleding van de verschillende groepen geportretteerden. Vooral in de zeventiende eeuw was er een duidelijk contrast tussen het kostuum van de landadel en dat van de hovelingen.
Een van de doelen van een portret is het laten zien van de rijkdom en status van de geportretteerde, vandaar dat adellijke opdrachtgevers zich in dure kleding lieten afbeelden. In de portretten zien we goudborduursel, weelderige stoffen en kanten kragen. De mannelijke leden van het stadhouderlijk hof werden meestal in militaire uitrusting geportretteerd, vaak in okergele kolder en (borst)harnas. Natuurlijk portretteerde Wybrand de Geest ook vrouwen, maar slechts een van hen behoorde tot het stadhouderlijk hof. We zien heel weinig verschil tussen haar kleding en die van Friese adellijke dames.
De volgende vraag was wat de reden geweest zou kunnen zijn voor de opmerkelijke verschillen in de kleding van de landadel en de hovelingen. Het antwoord is te vinden in de sociale en politieke positie van de respectieve groepen geportretteerden.
De landadel had haar gezag voornamelijk te danken aan haar rijkdom. Rijke mensen konden onroerend goed aankopen, en hoe meer eigendommen zij hadden, des te groter was de invloed die zij uitoefenden op het bestuur van de provincie. Daarom was het in hun belang om zo veel mogelijk rijkdom tentoon te spreiden, om daarmee het respect van hun gelijken te verdienen.
In theorie had de stadhouder in deze periode weinig politieke invloed, maar als opperbevelhebber van het leger had hij de hoogste militaire rang. De landadel stond onder zijn gezag. Zij hadden weliswaar meer invloed, maar de stadhouder stond boven hen, omdat zijn adellijke rang hoger was dan de hunne. Tot in de zeventiende eeuw was het concept van civilité van groot belang en hoge militaire rangen waren geassocieerd met heldhaftigheid en moed en daarom felbegeerd. Om een hoge militaire rang te verwerven moesten de adellijken een goede relatie met de stadhouder onderhouden, omdat het aan hem als opperbevelhebber was om hoge posities in het leger te vergeven. In ruil hiervoor stond de landadel de stadhouder iets meer invloed toe in het proces van politieke besluitvorming. Daar de stadhouder zijn macht grotendeels ontleende aan zijn positie als opperbevelhebber, liet hij zich afbeelden in militaire uitrusting.
De conclusie luidt dat verschillende groepen geportretteerden zich lieten afbeelden in de kleding die representatief was voor de eigenschappen waaraan zij het meeste gezag ontleenden. Voor de adellijken was dit hun rijkdom, voor de stadhouder zijn hoge militaire rang.
-
Trudie Rosa de Carvalho
Koninginnen in streekdracht
In de Friese hoofdstad Leeuwarden was ruim 150 jaar lang een stadhouderlijk hof gevestigd, en de stadhouders waren van Nederlandse koninklijken bloede. Er was een hechte band tussen de provincie, zijn bevolking en de koninklijke familie.
Vrouwelijke leden van de koninklijke familie kregen bij verscheidene bezoeken aan Friesland een Fries kostuum aangeboden. Soms verscheen een prinses of koningin ook uit zichzelf in deze dracht, ten teken van respect en verbinding. Zo rapporteerden de kranten bijvoorbeeld enthousiast dat Koningin Anna Paulowna en haar dochter Prinses Sophie in Friese dracht gekleed waren bij hun bezoek aan Friesland in 1841. In 1878 ontving Prinses Marie van Pruisen ter gelegenheid van haar huwelijk met Prins Hendrik ‘de Zeevaarder’ een eerbetoon bestaande uit een breed gouden oorijzer, een met juwelen bezet voorhoofdssieraad met bijpassende haarspelden en twee kanten mutsen.
Bij het begin van een kennismakingsrondreis door de provincies Groningen en Friesland, op initiatief van Koningin-Regentes Emma in 1892, lag er voor de toen nog minderjarige Koningin Wilhelma een Fries kostuum klaar, dat zij ook daadwerkelijk zou dragen. Dit werd aangeboden als eerbetoon namens de Friese vrouwen en meisjes. Een jaar later werd zij in dit kostuum gefotografeerd en de foto werd een waar ikoon, dat op allerlei memorabilia werd gebruikt en wijd verspreid via de (inter)nationale pers.
Toen Wilhelmina in 1901 een tweede bezoek aan Friesland bracht ter gelegenheid van haar pasgesloten huwelijk met Prins Hendrik, had zij in het geheim twee Friese kostuums laten maken, die zij zou dragen als verassing voorde Friezen. Zij liet weten dat dit bedoeld was als dank voor het kostuum dat zij in 1892 had gekregen.
Aan haar dochter Juliana werd, ter gelegenheid van haar huwelijk met Prins Bernhard in 1937, ook een Fries kostuum aangeboden, opnieuw als eerbetoon van de Friese vrouwen en meisjes. Een jaar later kreeg zij een pop met haar eigen gelaatstrekken en in een identiek kostuum. Prinses Juliana heeft het kostuum echter nooit in het openbaar gedragen, in tegenstelling tot twee Zeeuwse kostuums. Ter gelegenheid van haar eerste bezoek aan Zeeland in 1921 kreeg zij een Axels kostuum, namens de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen. Ze werd daarin gefotografeerd in 1922, maar droeg het pas in het openbaar in 1924, bij haar tweede kennismakingsbezoek aan Zeeland.
In 1924 werd haar een kostuum van Zuid-Beveland aangeboden. Helaas getuigen hier alleen nog persfoto’s van. Toen Koningin Wilhelmina Zeeland bezocht ter gelegenheid van haar zilveren jubileum in 1923, werd Juliana een kostuum van het Land van Hulst aangeboden, maar zij kreeg dit pas in 1929. Lange tijd is gedacht dat dit kostuum er niet meer was, maar het werd herontdekt in de kostuumopslag van Paleis Het Loo.
-
Louise Rahardjo
Batik Belanda
Vrouwen aan het hoofd in Nederlands-IndiëDe Batik Belanda (Nederlandse Batik)-fabriek was tientallen jaren een belangrijke tak van industrie in het voormalige Nederlands-Indië. De vervaardiging ontstond omdat er steeds meer Europese vrouwen naar het Oosten gingen en zich daar comfortabel wilden kleden. In navolging van de inheemse vrouwen droegen zij sarong kabaja (rok en blouse). Batik Belanda werd vervaardigd in Nederlandse en Indonesiche batikateliers, waar batik met westerse patronen en kleuren gemaakt werd.
Het merendeel van de ateliers was gevestigd in de Indonesische streek waar nog steeds batik wordt gemaakt, Pekalongang op Java. Er waren ook ateliers op West- en Oost-Java, vooral aan de noordkust. Bij het begin in de vijftiger jaren van de negentiende eeuw werden de motieven overgenomen van de Indo-Chinese. Later keerde het getij en namen de Indo-Chinese ateliers juist de Nederlandse en Indonesische motieven over. Bij vergelijking van late Batik Belanda van rond 1900 met traditionele Javaanse batiks, is het verschil in kleuren en patronen duidelijk, een verschil dat halverwege de negentiende eeuw nog niet zo in het oog sprong. Na verloop van tijd werden er steeds meer westerse motieven gebruikt in Batik Belanda, terwijl de Javaanse patronen verdwenen. De kleuren sogabruin, indigoblauw en mengkudurood werden vervangen door rood, licht- en donkerblauw, geel en groen. Na de introductie van synthetische verven werd de kleurenkaart nog groter, zo werden bijvoorbeeld oranje en roze toegevoegd.
In de late negentiende eeuw introduceerden de Nederlandse en Indonesische ateliers de gesigneerde batiks. Deze praktijk werd overgenomen door de Indo-Chinese ateliers, en de Javaanse namen het halverwege de twintigste eeuw weer over van de Indo-Chinese. De Batik Belanda-motieven, zoals bloemen, boeketten, vlinders en vogels bestaan nog steeds in Indo-Chinese batiks. Traditionele Javaanse batik en Batik Belanda hebben de traditionele batiktechnieken gemeen, die al gebruikt werden door de Javaanse mannen en vrouwen die in de Nederlandse en Inonesische ateliers werkten. De symboliek achter de motieven die in deze ateliers gebruikt werden, is overgenomen van de Javaanse.
Het grootste deel van de inheemse bevolking was niet gelukkig met Batik Belanda. Men zag deze als een manier om de rijke westerlingen van de arme inheemse bevolking te onderscheiden. Het zou tientallen jaren duren voordat Batik Beland in Indonesië geaccepteerd werd en beschouwd als cultureel erfgoed en Indonesische kunst.
-
Jankees Goud
Je eigen pakkie-an
Zeeuwse vrouwen en de invloed van verhuizen op hun streekdrachtBij het zien van een paar oude fotografische portretten van Zeeuwse vrouwen in streekdracht in zijn privécollectie, verbaasde de auteur zich over de verschillen in sommige kleding: er waren portretten bij die elementen van verschillende typen Zeeuwse streekdracht lieten zien. Alle Zeeuwse eilanden hebben hun eigen, specifieke streekdracht en dus rees de vraag wat deze vrouwen deed besluiten om een bepaald type streekdracht te dragen wanneer zij naar een ander dorp verhuisden, en of daarin een trend kon worden bespeurd.
In het artikel wordt een aantal vrouwen besproken. Er werd onder meer gekeken naar de tijd waarin zij leefden en vooral naar waar zij geboren werden waarheen ze verhuisden. Neeltje de Zeeuw ging andere dracht dragen, Maatje Poppe en Jacoba Wisse verhuisden, maar bleven trouw aan hun oorspronkelijke streekdracht. Anderen, Janna Johanna Boogert en haar zus Johanna Jacoba, Jacoba Gideonse, Sijna Weststrate en een onbekende vrouw combineerden elementen uit verschillende typen streekdracht.
Wat betreft de zusjes Boogert en Jacoba Gideonse kan de combinatie verklaard worden als we kijken naar de streek waar deze Jacoba, of de moeder van de zusjes Boogert vandaan kwam. De combinatie die Sijna Westrate droeg kan niet verklaard worden en hetzelfde geldt voor de onbekende vrouw. Als laatste droeg Jannetje de Jonge de dracht van het aangrenzende, rooms-katholieke West-Brabant. Zij moet bekend zijn geweest met die dracht, maar het is een merkwaardige keuze voor een protestantse vrouw die geboren en getogen was op het protestantse Tholen.
Tot nu toe laat zich geen patroon ontdekken in waarom vrouwen hun oorspronkelijke of juist andere dracht droegen, of hun kleding combineerden met elementen van een andere dracht. Er zijn ook geen delen van Zeeland aan te wijzen waar dit verschijnsel zich vaker dan elders in die provincie voordeed.
Het ziet ernaar uit dat vrouwen volkomen willekeurig besloten welke (elementen van) plaatselijke streekdracht zij gingen dragen na hun verhuizing binnen of buiten Zeeland. Hoewel er ongeschreven wetten waren, was streekdracht niet onderhevig aan bindende voorschriften. Wat men droeg was uiteindelijk een persoonlijke keuze: je eigen pakkie-an…
-
Rein Lotterman
De streekdrachten van Hierden
Het kostuum van de vrouwHierden is van oudsher een boerendorp, dat nabij Harderwijk gelegen is. Tussen 1978 en 1990 deed de auteur onderzoek naar de Hierdense streekdracht, die toen nog dagelijks gedragen werd. Tot nu toe is er weinig of niets vastgelegd over de dracht van dit dorp.
De zogenaamde oude dracht werd tot in de twintiger jaren van de twintigste eeuw gedragen. Deze kenmerkte zich door een muts met oorijzer, een lijfje, een halsdoek en een kort jak. Plaatselijke varianten hiervan werden in alle dorpen op de Veluwe gedragen.
In 1926 gingen enkele Hierdense meisjes, evenals veel andere op de Veluwe, over op het dragen van de nieuwe dracht, die beïnvloed werd door die van het nabijgelegen Kampereiland. Dit betekende dat het jak een schootje kreeg en dat er een ander soort muts, zonder oorijzer, werd gedragen. Het mutsje werd vaak tweedehands gekocht van vrouwen in gebieden waar de streekdracht al niet meer gedragen werd. Meer vrouwen namen de nieuwe dracht over en lange tijd kwamen de twee stijlen naast elkaar voor, en werden soms zelfs met elkaar vermengd. Elders op de Veluwe ging de nieuwe dracht opnieuw een andere fase in, waarbij het schootje van het jak verwijderd werd. De laatste bruid in oude dracht trouwde in 1950. Nu, in 2013, zijn er maar twee vrouwen in Hierden die het schootjak nog dragen.
In de loop van zijn onderzoek ontdekte de auteur dat de Hierdense oude dracht behoorlijk verschilde van die van de naburige gebieden, zowel wat betreft de hoofdbedekking als de kleding. In dit artikel worden enkel aspecten van het vrouwenkostuum besproken, aangezien de mannelijke variant van streekdracht over het algemeen veel eerder verdwijnt. Er zijn nauwelijks afbeeldingen van de Hierdense dracht uit de achttiende en negentiende eeuw, slechts enkele boedelbeschrijvingen kunnen informatie geven. Draagsters van de Hierdense Dracht waren zo vriendelijk om de auteur familiefoto’s en verdere bijzonderheden uit de late negentiende eeuw te verschaffen.
In de beschrijving worden de verschillende onderdelen van de dracht, haar ontwikkeling in de loop der tijd en de afwijkingen ten opzichte van de omliggende dorpen besproken. Zo is het bijvoorbeeld frappant dat de mouwen van de negentiende-eeuwse jakken niet zoals elders aan een stuk met het lijf werden geknipt, maar afzonderlijk. Ook hebben ze omgeslagen manchetten. Een ander verschil is de ontwikkeling van de rok. In de oude dracht was deze van achteren geplooid. Dit bleef in Hierden hetzelfde in de nieuwe stijl, terwijl de andere dorpen op de Veluwe overgingen op rimpels. Er zijn talloze andere kleine details die de kleding van Hierden onderscheiden van die van de omliggende dorpen.